
Democratie, inspraak en de metafoor van de koekjesfabriek
Op mijn zestiende had ik een vakantiebaantje bij een honden- en kattenfabriek. Ik zou vier weken gaan werken om zo mijn brommer bij elkaar te kunnen sparen. Toen ik de fabriek binnen stapte, trof ik de meest deprimerende omgeving die ik ooit heb meegemaakt. Een grote hal, die koud en slecht verlicht was en waarin een lopende band centraal stond. Er was geen muziek, er werd nauwelijks gesproken en de handeling van de medewerkers beperkte zich tot de blikjes die op een pallet op de grond stonden, op de lopende band te plaatsen. Na een paar minuten wist ik dat dit vier moeizame weken gingen worden. De medewerkers liepen volkomen apathisch rond, ze werden duidelijk niet voor vol aangezien en de chefs regelden alles.
Het enige ‘verzetje’ van het werk was dat de medewerkers een knik in het blikje sloegen met hun knie om het blikje afgekeurd te krijgen. Afgekeurde blikjes mochten immers op het eind van de dag mee naar huis. Geen handige regel weliswaar maar die leverde iets van werkplezier op. De spanning zat er natuurlijk in om dit alles buiten het blikveld van de chef te houden.
Aan deze ervaring moest ik onwillekeurig denken toen ik las over de studentenbezetting in het Maagdenhuis. Scholen en ook de universiteit zijn ook verworden tot een soort lopende band waarbij na vier of vijf jaar een afgestudeerde student uitkomt. Alles wat daar tussen zit, moet zo goed mogelijk geëffectueerd worden en vooral efficiënt zijn. De school als ‘koekjesfabriek’. Hoe hebben we het zover kunnen laten komen?
Bijna alle vormen van onderwijs zijn destijds ingericht om massa-educatie mogelijk te maken. Was dat in de 19e eeuw nog een nobel streven, anno 2015 is dat een catastrofe. “We groeien niet in creativiteit, maar we groeien eruit”, stelt Ken Robinson, een van de grote onderwijsspecialisten in de wereld. In zijn boek ‘Out of our minds’ stelt hij dat de systemen van massa-educatie gebaseerd zijn op twee pilaren: 1. Economisch en 2. Academische intelligentie. De economische pilaar is gebaseerd op de aanname dat de school opleidt voor datgene waar de markt behoefte aan heeft. De tweede pilaar, die van de academische intelligentie, gaat er vanuit dat bepaalde vakken van grotere importantie zijn dan andere. Beide pilaren zijn aan vervanging toe, aldus Robinson.
Zo werden scholen langzaamaan productielijnen waarbij standaardisatie en voorspelbaarheid de belangrijke begrippen werden. Tegen die context voelen leerlingen en studenten de druk om te moeten presteren. Een druk die al vanaf het vijfde levensjaar wordt ervaren.
Veel onderwijs is leerstofgericht en niet kind-, of leerling- of studentgericht. De student aan de UvA komt hier tegen in opspraak en eist inspraak. Hij wil niet langer de speelbal zijn van bestuurders en politici. Hij wil zijn eigen toekomst mede vormgeven. Hij is niet langer een passieve consument maar een actieve betrokkene, een actor van vlees en bloed. Blijkbaar is een dergelijke revolutie nodig om het onderwijs van nieuwe paradigma’s te voorzien. Zoals de student wordt afgerekend op zijn schoolprestaties, worden onderwijsbesturen afgerekend op het aantal op te leveren koekjes tegen zo laag mogelijke kosten. Wat mooi is om te lezen, is dat de docenten zich achter de studenten scharen. Natuurlijk, zou je haast zeggen, want ook zij willen niets liever dan goed onderwijs leveren in plaats van veel koekjes te moeten produceren.
Het zal daarom de komende weken spannend worden wat er bereikt gaat worden en wat politica en oud schoolbestuurder Jet Bussemaker gaat doen.